Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX1342

Datum uitspraak2006-05-09
Datum gepubliceerd2006-05-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/661221-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft met een klauwhamer de ruit van de auto waarin het slachtoffer en zijn dochter zich bevonden ingeslagen. Vervolgens is hij het slachtoffer, die de auto had weten te ontvluchten en in de richting van een woning was gerend, achterna gegaan. Waarna hij het slachtoffer, die inmiddels naar een berging nabij een woning was gevlucht, met een mes meermalen in haar lichaam gestoken, tengevolge van welke verwondingen zij is overleden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij verdachte geen sprake is geweest van voorbedachte rade evenmin is er in de reeks van gebeurtenissen een moment aan te wijzen waarin de verdachte de gelegenheid heeft gehad voor kalm beraad en rustig overleg dan wel bezinning. De rechtbank verwerpt dit verweer. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij reeds eerder is veroordeeld ter zake van mishandeling (van zijn ex-vrouw). Volgens de deskundigen is verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank legt aan de verdachte een enigszins lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij in sterkere mate dan de officier van justitie rekening houdt met de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) jaren.


Uitspraak

Parketnummer: 10/661221-05 Datum uitspraak: 09 mei 2006 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [naam verdachte] geboren op [geboorteplaats verdachte] volgens de gemeentelijke basisadministratie zonder vaste woon- of verblijfplaats, ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rijnmond/H.v.B. "Noordsingel" te Rotterdam, raadsman mr. A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2006. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 tot en met A2, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. De Jong heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het ten laste gelegde, in de zin van moord; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op 13 juni 2005 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, danwel na bezinning, meermalen, telkens met een mes die [naam slachtoffer] in de borst en de buik en de rug gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. TOELICHTING OP DE BEWEZENVERKLARING Door de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat hij in een opwelling zijn ex-vrouw, het slachtoffer, heeft neergestoken, alsmede dat hij niet van plan was het slachtoffer te steken of te doden maar dat hij haar enkel aan het schrikken wilde maken. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij verdachte geen sprake is geweest van voorbedachte rade evenmin is er in de reeks van gebeurtenissen een moment aan te wijzen waarin de verdachte de gelegenheid heeft gehad voor kalm beraad en rustig overleg dan wel bezinning. De raadsman bepleit vrijspraak van het impliciet primair tenlastegelegde. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende komen vast te staan: Verdachte is op [datum misdrijf] rondom 15:30 uur rijdend in een auto in de buurt van de Nancy Zeelenbergsingel te Rotterdam het slachtoffer en zijn dochter [naam dochter] (8 jaar oud), beiden eveneens rijdend in een auto tegengekomen. Verdachte heeft de auto van het slachtoffer gevolgd. Toen het slachtoffer moest stoppen voor van rechts komend verkeer, is verdachte vervolgens met de voorzijde van zijn auto tegen de achterzijde van haar auto aangereden. Verdachte heeft uit het vak van het bestuurdersportier een klauwhamer gepakt en een mes in de binnenzak van zijn jas gestopt, is uit zijn auto gestapt en naar de auto van het slachtoffer gelopen. Verdachte heeft met de klauwhamer de ruit van het bestuurdersportier van de auto van het slachtoffer ingeslagen. De dochter van verdachte is de auto uitgevlucht. Het slachtoffer heeft eveneens de auto aan de kant van de bijrijder verlaten en is naar een berging bij een nabijgelegen huis gerend. Verdachte heeft zijn mes gepakt en is het slachtoffer naar die berging achtervolgd en heeft haar meermalen met een mes gestoken. Verdachte heeft in verscheidene politieverhoren verklaard dat hij de zaterdag voorafgaand aan het feit de auto waarin hij reed heeft schoongemaakt en dat hij de klauwhamer op die zaterdag in de auto heeft gelegd. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij die zaterdag ook een mes met een lemmet van ongeveer 20 centimeter lang met een handvat van ongeveer 10 centimeter in de auto onder de bestuurdersstoel heeft gelegd. Verdachte heeft naar voren gebracht dat hij deze verklaringen bij de politie onder grote druk heeft afgelegd en ondertekend. Wat hier ook van zij, niet is gebleken dat deze politieverhoren op onregelmatige wijze zijn afgenomen, zodat de rechtbank de bij de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs zal gebruiken. Blijkens onder meer de getuigenverklaring van [naam getuige] heeft verdachte kort voor het feit tegen haar in een telefoongesprek over het slachtoffer gezegd: "Ik ga haar meer dan een ongeluk geven, ik heb niets meer te verliezen, ik heb mijn plan al helemaal klaar, ik zie die kinderen toch niet. De kinderen kunnen rustig zonder hun moeder en vader opgroeien, laat ze maar naar een weeshuis gaan". Verdachte is op een tijdstip waarop - naar algemeen bekend is - de basisscholen uitgaan met zijn auto met daarin een klauwhamer en een mes naar de Nancy Zeelenbergsingel gereden, zijnde een weg die het slachtoffer zou passeren bij het ophalen van haar dochter van school. Verdachte heeft verklaard vanuit zijn woning op weg te zijn geweest naar Den Haag. Gezien het tijdstip, de door verdachte gekozen onlogische route voor zijn gestelde bestemming en het onder handbereik hebben van een klauwhamer en een mes, gaat de rechtbank ervan uit dat er geen sprake is geweest van een toevallige ontmoeting tussen verdachte en het slachtoffer maar dat hij bewust het slachtoffer heeft opgezocht. Dat verdachte het slachtoffer met het mes slechts bang wilde maken -zoals door hem is betoogd- is gezien zijn handelingen volstrekt onaannemelijk. Immers door het inslaan van de ruit van het bestuurdersportier met een klauwhamer was het slachtoffer al doodsbang geworden. Desondanks is verdachte het vluchtende slachtoffer doelbewust achterna gegaan en heeft hij haar vervolgens met het mes meermalen in haar lichaam gestoken. Niet valt in te zien dat verdachte met deze handelingen nog slechts de intentie had het slachtoffer bang te maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, tot bewezenverklaring van de "voorbedachte raad" gekomen worden en is in het onderhavige geval sprake van moord. STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: Moord. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft met een klauwhamer de ruit van de auto waarin het slachtoffer en zijn dochter zich bevonden ingeslagen. Vervolgens is hij het slachtoffer, die de auto had weten te ontvluchten en in de richting van een woning was gerend, achterna gegaan. Waarna hij het slachtoffer, die inmiddels naar een berging nabij een woning was gevlucht, met een mes meermalen in haar lichaam gestoken, tengevolge van welke verwondingen zij is overleden. Het bewezenverklaarde is een bijzonder ernstig feit, waardoor de rechtsorde in hoge mate is geschokt. Door te handelen als voormeld heeft verdachte het slachtoffer het meest kostbare goed, namelijk haar leven, ontnomen en heeft hij er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor het leven van een medemens. De verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer, onder wie zijn eigen twee nog jonge kinderen, onherstelbaar leed van levenslange duur aangedaan. De verdachte heeft zich bij het plegen van zijn daad niet bekommerd om het lot van zijn kinderen, voor wie het een traumatische ervaring moet zijn, dat hun eigen vader hun moeder heeft gedood. Het is des te schrijnender dat zijn dochter bij het feit aanwezig was en dat zijn zoon, die kort nadien ter plaatse kwam, zijn moeder zwaar gewond op de grond heeft zien liggen, maar niet bij haar mocht komen. Ook voor de eigenaar van de berging waar het slachtoffer werd neergestoken moet het een traumatische ervaring zijn, nu hij zich ten tijde van het misdrijf in zijn berging bevond en het neersteken van het slachtoffer niet heeft kunnen voorkomen. Voorts wordt een dergelijk geweldsmisdrijf -dat op klaarlichte dag in een woonwijk heeft plaatsgevonden en dat ook door toevallige passanten is waargenomen- in de samenleving met verbijstering vernomen en veroorzaakt het gevoelens van onrust en onveiligheid. Op het bewezenverklaarde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 15 juni 2005 reeds eerder is veroordeeld. De verdachte is namelijk op 21 februari 2005 door de politierechter veroordeeld ter zake van mishandeling (van zijn ex-vrouw) tot een werkstraf. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het omtrent verdachte uitgebrachte maatregelrapport d.d. 05 oktober 2005 van de Stichting Reclassering Nederland. Omtrent verdachte is voorts op 10 oktober 2005 gerapporteerd door dr. Th.J.G. Bakkum, psychiater, en op 14 oktober 2005 door drs. B. van Giessen, psycholoog. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van narcistische problematiek en alexithymie (verminderd reflecterend vermogen), maar niet in die mate dat gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde speelde de narcistische kwetsbaarheid van verdachte een rol. Ook is sprake geweest van een aanpassingsstoornis (in emoties en gedrag), niet zijnde een ziekelijke stoornis, maar een meestal voorbijgaande in gevoelens en/of gedrag minder adequate reactie op een voor iedereen herkenbare stressfactor. Volgens de deskundigen is verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Vanuit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat bij partnerdoding de kans op recidive gering is. Volgens beide deskundigen wordt geen dwingend advies ter behandeling in een juridisch kader noodzakelijk geacht. De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de psychiater en de psycholoog met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank legt aan de verdachte een enigszins lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij in sterkere mate dan de officier van justitie rekening houdt met de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. VORDERING BENADEELDE PARTIJ/SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , wonende te [postcode] Rotterdam, aan de [adres slachtoffer]. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.531,15. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) jaren; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; - wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroor-deelt de verdachte tegen kwij-ting aan mevrouw [naam slachtoffer], wonende te [postcode slachtoffer] Rotterdam, aan de [adres slachtoffer], te betalen € 1.531,15 (zegge: éénduizend vijfhonderd éénendertig euro en vijftien eurocent); - veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de bena-deelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken; - legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen €1.531,15 (zegge: éénduizend vijfhonderd éénendertig euro en vijftien eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volle-dig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hech-tenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd. Dit vonnis is gewezen door: mr. Rutten, voorzitter en mrs. Poiesz en Soffers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 09 mei 2006. De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.